18-04-2008
Kamervragen aan de minister van LNV over aantasting welzijn dikbilkoeien
Vragen van het lid Thieme (Partij voor de Dieren) aan de minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over aantasting welzijn dikbilkoeien
18 april 2008
Kent u het bericht “dikbilkoe die natuurlijk kan baren” ?
Is het waar dat 85-90% van de dikbilkoeien niet in staat is via natuurlijke
weg een kalf ter wereld te brengen? Zo ja, hoe is dit percentage van
onnatuurlijke bevallingen zo hoog geworden? Zo neen, wat is dan het juiste
percentage?
Deelt u de mening dat het onacceptabel is om economische reden een koeienras
kunstmatig in stand te houden dat vrijwel geheel afhankelijk is van
keizersneden ten behoeve van de voortplanting? Zo ja, waarom? Zo neen,
waarom niet?
Is het waar dat uw ministerie steun geeft aan onderzoek naar mogelijkheden
om meer natuurlijke geboortes plaats te kunnen laten vinden? Zo ja, wat is
de opzet van het onderzoek en hoe groot is de bijdrage van het ministerie?
Bent u bereid voor de toekomst een minimaal percentage voor te schrijven in
welke gevallen runderen via natuurlijke weg kunnen kalveren? Zo ja, op welke
termijn en wijze? Zo neen, waarom niet?
Bent u bereid om ethische redenen een exportverbod in te stellen op
dikbilkoeien en sperma van dikbilstieren die door hun genetische aanleg
problemen veroorzaken bij het via natuurlijke weg ter wereld komen van de
kalveren? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo neen, waarom niet?
1) Resource 17 april 2008
--------------------------------------------------------------------------------
Antwoord(en) op de Kamervragen:
1
Kent u het bericht “dikbilkoe die natuurlijk kan baren”? 1)
Ja.
2
Is het waar dat 85-90% van de dikbilkoeien niet in staat is via natuurlijke
weg een kalf ter wereld te brengen? Zo ja, hoe is dit percentage van
onnatuurlijke bevallingen zo hoog geworden? Zo neen, wat is dan het juiste
percentage?
In Nederland worden diverse vleesveerassen gehouden. Belgisch (Wit)Blauw en
Verbeterd Roodbont zijn voorbeelden van rassen met extreme bespiering. Zij
maken ongeveer
15% uit van de totale hoeveelheid gehouden vleesveemoederdieren. Bij deze
twee extreem bespierde rassen wordt in 85-9o% van de gevallen een
keizersnede toege¬past.
Bij de andere rassen ligt dat percentage, afhankelijk van het ras, tussen de
5 en 30%.
De oorzaak van het hoge percentage keizersneden ligt met name in het
gevoerde fok¬beleid. Waarschijnlijk gaat de selectie op spiermassa gepaard
met een - onbedoelde - selectie op moederdieren met een nauw bekken.
Daarnaast is de keizer¬snede ook een routinematige ingreep geworden en wordt
door de veehouder veelal geen bewuste keuze meer gemaakt tussen natuurlijk
afkalven en een keizersnede.
3
Deelt u de mening dat het onacceptabel is om vanwege economische redenen een
koeien¬ras kunstmatig in stand te houden dat vrijwel geheel afhankelijk is
van keizersneden ten behoeve van de voortplanting? Zo ja, waarom? Zo neen,
waarom niet?
Zoals ook aangegeven in de nota dierenwelzijn signaleer ik welzijnsproblemen
bij deze extreem bespierde vleesrassen.
De gehanteerde aanpak is dat de sector samen met onderzoekers van de
Wageningen UR de mogelijkheden onderzoekt om te komen tot een forse
vermindering van het aantal keizersnedes. Omdat ik dit belangrijk vind draag
ik ook bij aan dit onderzoek.
4
Is het waar dat uw ministerie steun geeft aan onderzoek naar mogelijkheden
om meer natuurlijke geboortes plaats te kunnen laten vinden? Zo ja, wat is
de opzet van het onderzoek en hoe groot is de bijdrage van het ministerie?
Mede op initiatief van de sector wordt op dit moment samen met
wetenschappers gezocht naar mogelijkheden om te komen tot een forse reductie
van het aantal keizersneden.
Het onderzoek loopt van 2006 tot en met 2009 en wordt betaald door de
Federatie Vleesvee¬stamboeken en LNV. De bijdrage van LNV bedraagt tot en
met dit jaar ongeveer 100.000 euro. In het onderzoek is eerst gekeken naar
de haalbaarheid en de wil bij KI-organisaties, stamboeken en fokkers om zich
hiervoor in te zetten. Zij hebben aangegeven mee te werken en staan hier
positief in. Vervolgens is gekeken naar de wijze waarop tot minder
keizersnedes gekomen kan worden. Om de noodzaak van keizersnedes te
vermin¬deren wordt ingezet op een aangepast fokprogramma. Daarnaast moet het
gebruik van keizersnedes verminderen door gedragsverandering bij
vleesveehouders. Zij moeten bewuster omgaan met de keuze voor een
keizersnede of natuurlijke afkalving.
Er wordt samengewerkt met universiteiten en fokorganisaties in België en
Engeland die goede ervaringen hebben met natuurlijke afkalving en geboorten
bij vleesveerassen.
5
Bent u bereid voor de toekomst een minimaal percentage voor te schrijven in
welke gevallen runderen via natuurlijke weg kunnen kalveren? Zo ja, op welke
termijn en wijze? Zo neen, waarom niet?
Ik ben van mening dat het houderijsysteem zodanig aangepast moet worden dat
routine¬matige keizersnedes niet meer nodig zijn. Zoals aangegeven bij vraag
4 worden op dit moment verschillende sporen bewandeld om van de
routinematige ingrepen af te komen.
6
Bent u bereid om ethische redenen een exportverbod in te stellen op
dikbilkoeien en sperma van dikbilstieren die door hun genetische aanleg
problemen veroorzaken bij het via natuurlijke weg ter wereld komen van de
kalveren? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo neen, waarom niet?
De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren biedt op dit moment geen
mogelijkheid om export van dikbilkoeien of sperma van dikbilstieren te
verbieden. Bovendien ligt de proble¬matiek van de moeilijke geboortes niet
zozeer in de genetische aanleg voor extreme bespiering als wel in het te
nauwe bekken bij het moederdier. Onder de populatie van koeien met extreme
bespiering bevinden zich ook dieren met een nauwer bekken. Bij routinematig
gebruik van keizersnedes worden deze dieren niet meer uitgeselecteerd.
Zo wordt dit kenmerk onbedoeld in de populatie gebracht. Het is dus niet
zozeer het ‘dikbilgen’ dat verantwoordelijk is voor de moeilijke geboortes
als wel de grootte van het moederdier. Er zijn ook rassen met het
‘dikbilgen’ waarbij het overgrote deel afkalft zonder assistentie.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg